Natuurgids Bert Molema van It Fryske Gea staat al te wachten op de begraafplaats Schoterhof in Nieuweschoot. Het is zondagmorgen en één van de mooie, maartse dagen. In twee uur tijd neemt hij 13 deelnemers mee door het Taconisbos, waar ooit een rijke familie hun buitenverblijf had.
Voordat we vertrekken leidt Bert de wandeling in: ’Het Taconisbos is een klein bos dat ongeveer 100 jaar gelden is aangekocht door de familie Taconis. Die had een tabaksfabriek in Heerenveen en heeft daar goed mee verdiend. In het bos hebben ze een buitenhuis geplaatst die ze niet permanent bewoonden, maar gebruikten om te recreëren.’
Flora en fauna
Bert wijst ons op de vogels die op dit moment goed van zich laten horen zoals de koolmees, roodborstje, vink en pimpelmees. Tijdens de wandeling zal hij dan ook niet alleen iets vertellen over de flora, maar ook over de vogelsoorten en de dieren zoals de das. ’Hoogst waarschijnlijk zien we de dassen zelf niet, want die kruipen weg onder de grond zodra de mens in de buurt komt, maar die laten wel veel sporen na.’
We lopen vanaf de begraafplaats richting het westen via het Kerkepad. Dit pad loopt langs de woningen en boerderijen in Nieuweschoot en deels door weilanden, van hekje naar hekje. Nu staan de koeien en de enkele stier nog op stal en kunnen we ongehinderd het pad vervolgen; nog wel, want zodra het broedseizoen begint is het Kerkepad tot 15 juni gesloten om de broedende vogels niet te storen.
Bert: ‘Nu is de roep van de vogels gericht op het bewaken van hun territorium. Daarna is de roep van de mannetjes bedoeld voor het lokken van de vrouwtjes, om te nestellen en te broeden. Het gezang neemt dan overigens af, zodat ze hun tijd en energie kunnen gebruiken voor het voeren van de jongen.’
Bert kijkt omhoog en wijst naar de Vlaamse gaai: ‘Dat zijn de wakers van ons bos. Die waarschuwen de anderen dat er indringers zijn in het gebied.’
De eerste tekenen van het voorjaar laten zich al zien. Het is zo stil dat die enkele hommel goed te horen is. ‘Heel vroeg dit jaar, net als veel plantjes.’ Bert wijst ons op de paarse dovenetel. Een van de deelnemers richt haar camera op het gele speenkruid dat ook hier al rijkelijk groeit. ‘Speenkruid bloeit vaak in vochtige grond zoals langs sloten’, aldus Bert.
Stikstof
Hier en daar is de grond drassig. De meeste wandelaars hebben dan ook gehoor gegeven aan de instructie om waterdichte schoenen aan te trekken. En we moeten niet bang zijn voor vies schoeisel, want op sommige weilanden ligt mest. Bert: ‘Machinaal injecteren boeren drijfmest onder de zoden. Met de machine worden de zoden licht opgetild, vervolgens wordt de mest geïnjecteerd, waarna de zoden weer inzakken en op hun plek terugkomen. Op die manier stoot de boer minder stikstof uit.’
Bramen en brandnetels kunnen veel stikstof verdragen, aldus Bert. ‘Groeien die in overvloed dan weet je dat het stikstofgehalte hoog is. En plantjes die dat niet goed verdragen zie je verdwijnen. En dat is jammer want de biodiversiteit gaat daarmee ook weg.’
Op een braakliggend akker naast een nabij gelegen weiland waar we langslopen geeft Bert aan: ‘Hier wordt mais gezaaid, meestal eind april. Mais is een gewas dat veel stikstof kan hebben en met de mest hier dus goed groeit.’
Taconisbos
Halverwege het Kerkepad lopen we het Taconisbos in, niet te missen door het bosrijke gedeelte van onze route. Een karrenspoor -dat nu door een boer gebruikt wordt- tekent duidelijk het aangelegde pad af van de familie Taconis die hier waarschijnlijk met hun koetsjes en paardenkarren naar hun buitenverblijf reden.
Even later passeren we het bord dat aangeeft dat dit natuurgebied in beheer is van It Fryske Gea. Met rode palen is een route te volgen die de wandelaar uiteindelijk weer naar het Kerkepad leidt.
We wijken even van de route af en komen in een drassig gedeelte met kleine heuveltjes. Bert neemt ons mee terug naar de ijstijd. Bert: ‘In de ijstijd is de zandgrond in Friesland met grote kracht opgestuwd vanuit het noorden. Dat zie je hier ook terug door het glooiende landschap, weliswaar een lichte glooiing ten opzichte van bijvoorbeeld bij Steenwijk waar die nog sterker is, maar je moet hier toch wel denken aan 5 tot 6 meter hoogteverschil.’
De das
Dassen maken handig gebruik van de heuveltje. Als Bert ons er niet op wees dan hadden we de sporen van de das nooit gezien en al helemaal niet herkend. En we hadden niet geweten dat die grote gaten de ingangen van dassenburchten zijn. ‘Dassen zorgen er voor dat hun huizen er netjes uitzien. Ze schonen de gangen achterste voren, zodat de rommel in hun vacht mee naar buiten wordt genomen.’
Bert: ‘Dassen zoeken droge plekken en daarom is dit glooiend zandgebied voor hen ideaal. Ze kiezen dan vooral de hogere delen zodat hun burcht en de jongen droog blijven.’
Een deelnemer vraagt Bert of wij nu niet de dassen storen. ‘Deze excursie is twee keer per jaar dus is de verstoring minimaal. En de wandelaars lopen over het algemeen over de paden. Sowieso is het hier nooit druk met recreanten.’
We staan even stil bij een houtwal waar duidelijk de graafsporen van een das te zien zijn. ‘Dassen zijn alleseters’, vertelt Bert. ‘ze eten wortels, knolletjes, larven, en de kadavers zoals een dode koolmees laten ze ook niet liggen.’
Bomen
We passeren een boom met een hol. Een van de deelnemers vertelt dat hier jaren een nest zat van de Europese hoornaar, een wespensoort. Niet de Aziatische hoornaar; dat is een exoot die bestreden wordt want die hoort hier niet en vreten de honingbijen op. Een andere deelnemer wijst ons er op dat je het nest moet melden zodat het verwijderd kan worden.
Het bos staat vol met beukenbomen, eiken, lariks, grove dennen, wilgen, maar er groeien ook rododendrons, hulst en sparren, volgens Bert duidelijk het gevolg van de activiteiten van de familie Taconis. ‘Daarmee lieten rijke mensen zien dat ze het goed hadden, dat ze het gemaakt hadden. Dat was 100 jaar geleden heel gewoon.’
Bert vertelt een leuk weetje. ‘Het onderhoud van een bos was toen ook veel werk en kostte geld. Wat de eigenaren dan vaak deden was het planten van sparren. Die werden dan na verloop van tijd gekapt en verkocht aan bijvoorbeeld de mijnen in Limburg. In tegenstelling tot beuken- en eikenhout heeft de spar de eigenschap dat het hout gaat kraken voordat het breekt. Dat was dan het signaal voor de mijnwerker om direct de mijn te verlaten vanwege instortingsgevaar.’
Noodlottig ongeval
We naderen de plek waar het buitenverblijf van de familie Taconis heeft gestaan. We kunnen de plek niet benaderen door het hoge water in de greppels. Het enige teken dat hier ooit gerecreëerd is is de vijver.
Het buitenhuis is weggehaald na een trieste gebeurtenis. Bert: ’Het bouwval heeft hier nog lange tijd gestaan, lang nadat de familie het gebied had verlaten. Jongens uit de buurt van zo’n 13-14 jaar kwamen hier vaak spelen. Toen is een van de jongens door het bouwval gezakt en overleden. Daarna is het bouwval opgeruimd.’
Natuur of cultuur
Het gebied is nu van It Fryske Gea. De vraag komt van de deelnemers of het hier nu natuurgebied is of een gecultiveerd gebied. Bert schetst het verschil met vroeger toen in bossen elke tak en omgevallen boom werden opgeruimd. Nu laten bosbeheerders het liggen. Dat verteert en doet dienst als schuilplaatsen voor beesten en groeiplaatsen voor schimmels en mossen. Maar ook de It Fryske Gea doet bij verschillende gebieden ook aan beheer, bijvoorbeeld om de heide te behouden. Doen ze dat niet dan ontstaat er uiteindelijk een bos en verdwijnt daarmee de biodiversiteit die juist nu zo belangrijk is. Heel veel van de natuur in Nederland is gecultiveerd.
We horen een specht. Bert: ‘Die maakt verschillende geluiden. Geklop om zijn territorium af te bakenen is een ritmisch, galmende klop op oud hout. De klop om eten te vergaren zoals larven is meer onregelmatig.’
We naderen het eind van de wandeling. Bert vraagt ons hoe we het mannetje herkennen van de koolmees die op dat moment goed van zich laat horen. ‘Het mannetje heeft een bredere, zwarte streep over de borst dan het vrouwtje. Zie het als een stropdas. Des te ouder het mannetje, des te breder de zwarte stropdas.’
We hebben ruim twee uur heerlijk gewandeld en genoten van de verhalen van Bert. Nu we meer weten over het Taconisbos wandelen we voortaan met andere ogen door dit gebied.
Excursies It Fryske Gea
Het Taconisbos is ook zonder gids te bewandelen. Startpunt is dan een van de twee ingangen van het Kerkepad. Halverwege begint de route door het bos, aangegeven door rode paaltjes.
Meer informatie www.itfryskegea.nl/natuurgebied/taconisbosk/
It Fryske Gea is de provinciale vereniging voor natuurbescherming in Friesland. Zij zorgen voor de bescherming, het behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en cultureel erfgoed. Zij organiseren in heel Friesland verschillende excursies. www.itfryskegea.nl